Snap hoe het werkt in het hoofd en hart van je zorgontvanger

Andries Baart is de geestelijk vader van de presentietheorie. Deze benadering in de zorg en dienstverlening legt de nadruk op aanwezigheid, relatie en attentie. Onlangs verscheen zijn essay Wij moeten het zeggen. Een goed moment om de auteur te spreken.

‘Wij (de professionals) móéten het zeggen, of we dat nu leuk vinden of niet. En we moeten het góéd leren zeggen.’ 

Waar gaat Wij moeten het zeggen over?
Stel je hebt een cliënt die ernstig verstandelijk beperkt is, of die zich niet meer kan uiten vanwege een hersenbloeding of ernstige psychiatrische aandoening. Dan heb je een formeel probleem. Je kunt wel vragen welke zorg hij of zij wil, maar je krijgt geen goed, helder of begrijpelijk antwoord. Je kunt ook niet overleggen. Je kunt verschillende ingangen uitproberen, maar een klip-en-klaar antwoord bereik je niet. Je kunt dan zeggen dat je iemand natuurlijk respecteert en dat je niet gaat invullen wat hij of zij zou moeten. Dat vinden we paternalistisch en daar zijn we terecht vies van. Tegelijk kun je ook niet niks doen. Iemand moet eten, zijn pillen innemen, gewassen worden, zich niet beschadigen, van zijn wanen bevrijd worden, naar bed of wat dan ook. Wij (de professionals) móéten het dus zeggen, of we dat nu leuk vinden of niet. En we moeten het góéd leren zeggen.

Hoe dan? Het probleem is toch dat die cliënten niets zeggen of dat je er geen chocola van kan maken?
In veldonderzoek ontdekte ik (samen met collega Geertje van der Geest) dat er professionals zijn die prima in staat zijn te begrijpen wat iemand bedoelt. Om te beginnen letten ze niet alleen op iemands taal maar ook op het gekreun, op de lichaamsspanning, op de ogen, op het zweten, op de onrust. Ze proberen in elk geval langdurig met de cliënt om te gaan en hem of haar goed te leren kennen. Zo kunnen ze gaan begrijpen wat een kreet, een zelfbeschadiging (een klap tegen het eigen hoofd), een opgewonden uithaal, een steeds herhaald woord, kroelen in het haar, krabben op de pols of peuteren aan de nagels in dat leven zou kunnen betekenen.

‘Goede werkers leggen niet vast wat ‘het’ betekent en hoe ‘het’ moet. Ze houden hun interpretatie vloeibaar.’

Goede werkers leggen niet vast wat ‘het’ betekent en hoe ‘het’ moet. Ze houden hun interpretatie vloeibaar. Ze weten: over een paar uur kan het wat anders betekenen en moet ik mijn uitleg en voornemens bijstellen. Geen gefixeerde beelden en waarheden dus. Dat is toch andere koek dan zeggen: ‘Dit is je kwaal en ik weet wat me te doen staat! En met wat communicatieve vaardigheden lukt het verder wel.’

Het is nogal wat, wat u hier opsomt! Kan iedereen dat wel?
We hebben werkers gezien die hierin werkelijk briljant zijn en we hebben werkers gezien die het geduld en de aandacht amper konden opbrengen. Ik heb tientallen methodieken onder de loep genomen en daar wordt deze manier van doen niet aangeleerd. Ik vond dat een schokkende conclusie. Maar interessant is ook de werkomgeving. Die moet werkers de steun geven om zo te werken. Als de regels en voorschriften strak zijn, lukt het niet.

Is het niet te duur? Dat kost toch sloten tijd en wie heeft dat nog?
Weet je wat duur is: voortdurend half mistasten en eindeloos rondtobben met onwillige, ongelukkige en zich beschadigende cliënten. Eindeloos strijden: dat is pas kostbaar. En het voedt een cultuur van stevig aanpakken, opsluiten, lik op stuk, veiligheid voorop, en vooral van desinteresse.

‘Kijk wat die succesvolle werkers doen, kijk goed, kijk langdurig, kijk open, kijk welwillend: er ligt een schat aan kennis.’

Oké, maar hoe dan wel?
Ik zou graag zien dat de begaafde veldwerkers véél serieuzer genomen worden. Ten onrechte geniet wetenschappelijk onderzoek hoog aanzien: het is te vaak weinig zeggend. Meer van hetzelfde. Kijk wat die succesvolle werkers doen, kijk goed, kijk langdurig, kijk open, kijk welwillend: er ligt een schat aan kennis. En houd je aan de regel: theorie volgt praktijk en niet: praktijk volgt theorie.

Is dit nu typisch een kwestie die zich voordoet in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking?
Dit vraagstuk doet zich op allerlei andere plekken voor. In de psychiatrie, de omgang met kinderen, jeugdzorg, bij stervenden… De opties zijn steeds hetzelfde. Ofwel je geeft het op en bent op een vriendelijke manier niet meer geïnteresseerd. Ofwel je grijpt naar lijstjes, deelt de ander in en geeft hem een labeltje op basis waarvan je weet wat je moet doen. Of je bent belangstellend en zoekt uit wat iemand zou kúnnen bedoelen – je biedt interesse, veiligheid, allerlei omgangsvormen, je experimenteert, je bent aanklampbaar en snapt hoe het werkt in het hoofd en hart van jouw eigen zorgontvanger.

Het volledige interview is te lezen op de website van Stichting Presentie. Lees meer >


Praktijkboek presentie
1e druk | 2019 |Elly Beurskens, Marije van der Linde, Andries Baart

Info & (docent)exemplaar >